Voedselbossen mogen dan relatief nieuw lijken in Nederland, in de tropen zijn ze dat allerminst. Ook in Zambia, hebben veel mensen ‘kitchen gardens’: kleine stukjes land, dicht bij hun huis, waar je op een klein oppervlak veel verschillende groente, fruit en kruiden kan groeien. Zo groeien bananen dicht bij de evenaar ook prima in de schaduw van een mangoboom, en is er dan nog genoeg zonlicht over om daaronder nog wat groente te kweken. Door soorten met verschillende oogstdata te planten is daarmee vaak nog iets te eten, als er aan het eind van het budget nog een stukje maand overblijft.
[smartslider3 slider=”10″]
Kitchen gardens
Deze kitchen gardens helpen traditioneel niet alleen mee met het in stand houden van een fijn tuinklimaat en zaken als het bewaren van oude zaden[1]. Ze zorgen er ook voor dat de gebruikers onafhankelijker zijn: vrouwen van hun mannen (die vaak geacht worden voor het monetaire kapitaal te zorgen, maar daar lang niet altijd in slagen), maar soms ook hele bevolkingsgroepen van hun kolonisators.[2] Zo zouden de bewoners van de Kilimanjaro ze gebruikt hebben om zich te ontworstelen aan de infrastructuur van de Duitsers, hun kolonisators.
Onafhankelijkheid lijkt misschien makkelijk als je je eigen stuk land hebt, maar in praktijk blijkt dat bij het Kambisa! buurtcentrum in Chilonga nog best lastig. Het ligt in een gebied met zogenaamd miombo-bos, dat veel te lijden heeft van klimaatverandering, houtskoolhandel en stroperij van gewilde hardhoutsoorten als Mukula. Om de miombobomen te beschermen, zinnen we voortdurend op manieren om ze te combineren met manieren om geld te verdienen. We hebben daarom een kapverbod ingesteld, behalve voor de plek waar het workshop/theatergebouwtje kwam. Door de angst voor giftige slangen en een tekort aan land om voldoende groente te verbouwen, moest een groot deel van de onderbegroeiing er wel aan geloven.
Greppelpaden
Nadat we een waterpomp op zonne-energie hadden geïnstalleerd en greppelpaden hebben aangelegd om het regenwater op te vangen, hebben we met hulp van een groep supporters uit Nederland tientallen fruitbomen, kruiden en klimmers uit de hoofdstad Lusaka aangeplant. Naast lokale bomen als masuku’s en avocado’s staan er nu gekweekte soorten als grapefruit, citroen, valencia-sinaasappels, guava’s, loquats, roomappels en druiven. Ze zijn nu nog klein en gaan op den duur ongetwijfeld met de bestaande beplanting concurreren, maar ze doen het goed en geven al de eerste guava’s en bananen!
Onder al die bomen proberen onze beheerders Mulenga en Kenny verschillende gewassen uit. Dichtbij het buurtcentrum staan vooral veel bedden met bloemen en een plant die met haar geur slangen zou verjagen, maar daaromheen vind je ook percelen met mais, tomaten, kool, zoete aardappel, nieuw zeelandse spinazie, cassave en verschillende soorten bonen en pompoenen. Daarnaast zie je heel veel afrikaantjes. We hadden ze ooit meegenomen om tussen de aardappels te zetten, maar die aardappels zijn er nog niet, terwijl de bloemen erg in de smaak lijken te vallen.
Geduld
Groot probleem bij het telen van al die gewassen blijkt de schraalheid van de bodem. Dat heeft te maken met de grondsoort en het regenpatroon, maar ook met de geschiedenis van het perceel: het is eerder gebruikt als ‘chitemene’ grond: een stuk grond dat werd gekapt, afgebrand en bebouwd totdat de grond ze zodanig verarmd was dat de gebruiker naar het volgende stuk land vertrok.
Net als op ons Nederlandse zusterbos GeuzeGroen hebben we vooral veel geduld en goede buren nodig om dat probleem op te lossen. Door de grond bedekt te houden met mulch van afgevallen bladeren, uitgetrokken onkruid en levende gewassen als bonen, hopen we verdere uitspoeling te voorkomen en langzaam bij te dragen aan de opbouw van een vruchtbare bodem. De komende jaren hopen we daarnaast meer bokashi en compost te kunnen maken, zodat we de bodem kunnen teruggeven wat eerder van haar genomen werd.
Buurvrouw
Ondertussen moeten Mulenga, Kenny en hun gezinnen wel iets te eten hebben. Daarom hebben we daarnaast de hulp ingeroepen van mama Matete, een gepensioneerde lerares die behalve visvijvers, akkers en boomgaarden een hele hoop geiten en koeien heeft die de nodige mest produceren. Zodra de regen stopt en de mest wat droger is, mogen we daar de hele (oude) hoop op komen scheppen om langzaam over ons land te verspreiden, in de hoop dat de gele bladeren weer groen worden, en de planten volle vruchten gaan dragen. Geiten zijn voor ons eigen stukje land te invasief, maar met een beetje geluk krijgen we deze zomer wel een setje eenden, die vast ook hun stinkende bijdrage zullen gaan leveren.
[1] in veel landen vanouds een oude-vrouwentaak, die tegenwoordig in sommige landen actief bestreden wordt, omdat die oude zaden een bedreiging zouden vormen voor de industriële veredelaars
[2] Wie onze eerdere presentaties zag, heeft misschien al gehoord van het Chagga-systeem op de hellingen van Tanzania’s Kilimanjaro. Op de vruchtbare vulkaanhellingen combineren de bergbewoners gewassen die ze zelf konden eten met gewassen die ze konden verkopen, zodat ze niet alleen zelfvoorzienend konden leven, maar ook wat geld konden verdienen om hun onafhankelijkheidsstrijd tegen de kolonisator voort te zetten.